|
|
Strips kan je ook op een andere manier leren lezen. Je kan er bepaalde stijlen in ontdekken, wederkerende symbolen, technieken, ...
Hieronder volgt een overzicht van de meest voorkomende stijlfiguren in strips
|
|
FUNCTIES
|
|
Elke mededeling, elke tekst, vervult een (aantal) functie(s): hij kan ontspannend
werken (spelfunctie), nieuwe gegevens aanbrengen (cognitieve functie), je
ontroeren (emotieve functie), je ervan overtuigen dat je iets goed of slecht,
mooi of lelijk moet vinden (persuasief) en je zelfs zover krijgen dat je
voor je idealen op straat komt of je gedrag verandert.
|
|
KABBALISTISCHE
TEKENS |
|
Als je dergelijke
tekst ziet, kan je je afvragen hoe je deze bloemrijke uitspraken in gewone
taal zou omzetten. Anderzijds is dit vreemde schriftbeeld toch duidelijk
genoeg, zodat je op grond van de tekening de situatie, en de verhoudingen
tussen de personages kan reconstrueren. Kabbalistische tekens = geheime,
alleen voor ingewijden begrijpelijke kennis. Ze suggereren een bepaalde
stemming, de toonaard waarbinnen de tekst moet gelezen worden . Deze tekens
zijn ook een vorm van zelfcensuur. Doordat het beeldverhaal als leesvoer
voor een grotendeels jong publiek maatschappelijk aan bepaalde verwachtingen
moet voldoen, is het opvallend hoe weinig schuttingswoorden, vloeken en
beschermde taallagen (bijvoorbeeld over sexualiteit of dood) gebruikt (mogen)
worden.
|
|
ONOMATOPEËEN
|
|
Een andere vorm van specifieke tekens, die dichter bij de taal staan, maar
even schatplichtig zijn aan auditieve waarneembaarheid, zijn de klanknabootsingen
of onomatopeëen. Klanknabootsing is een primaire vorm van taalverwerving:
men imiteert al dan niet door mensen overgebrachte geluiden, gaandeweg ontstaat
er binnen een taalgemeenschap een consensus over de weergave van een bepaald
geluid (geblaf bv.) en de gepolijste onomatopee volgt verder de spelregels
van de grammatica (miauwen, kloppen,...). Deze klanknabootsingen kunnen
zowel buiten als binnen een tekstballonnetje voorkomen.
|
|
METAFORISCHE
TEKENS |
|
Een
tekening waarbij de tekenaar de snelheid van de actie vervangt door bijvoorbeeld
vermenigvuldiging van gedeelten van de ledematen. Speciale tekens beklemtonen
deze onrealistische afbeelding van de mens. Deze tekens kunnen zich onder
andere uiten in: lijnen die de snelheid aangeven, druppeltjes die de inspanning
verbeelden, sterretjes voor de pijn,...
|
|
LEESTEKENS |
|
Leestekens
zijn hulpmiddelen bij het aangeven van ritme en intonatie, maar net als
andere metaforische tekens verwijzen ze naar niet rechtstreeks in de werkelijkheid
waarneembare dingen. In het beeldverhaal treden vooral het vraagteken en
uitroepteken op; zij vervangen dan een gesproken of gedachte tekst. |
|
TEKSTBLAAS
en TEKSTCODE |
|
De tekstblaas dient de teksten voornamelijk als direkt bindmiddel tussen de tekst en de denkende/sprekende figuur in het beeld.
De tekstfragmenten die in het beeldverhaal voorkomen, zijn niet steeds van dezelfde aard. Soms horen ze bij personages, in andere gevallen gaat het duidelijk om een tussenkomst
van de auteur.
Men kan zeven soorten teksten onderscheiden
1. door personages gesproken
taal:
de omlijsting is de tekstballon, die in de meeste gevallen via een stengeltje met
de figuur is verbonden. Een tekstballon in een andere tekstballon duidt op een verhaal in een verhaal.
2. gedachten van personages:
de tekstballon is via een reeks belletjes met de figuur verbonden.
3. onomatopeëen, die zowel zonder omlijning als binnen een tekstballon kunnen voorkomen. Voor een voorbeeld hiervan zie onderdeel
onomatopeëen.
4. mededelingen van de verteller:
vaak specifiek gekleurde tekststrook bovenaan het kader van een prent wijst
erop dat de mededeling van de verteller afkomstig is.
5. commentaar van de auteur
op en in zijn verhaal:
de auteur treedt op als
buitenstaander en levert commentaar op zijn eigen werk of bv. uitspraken van een personnage.
6. belerende teksten binnen het verhaal: didactische uitweidingen, die soms de vorm van een tekstkader aannemen, maar die helemaal niets met de intrige te maken hebben. Surplus informatie dus.
7. tekstgrensaanduidende gegevens
zoals einde of wordt vervolgd. Ook de nummering van de banden, de titel,
de naam van de auteur in een prentje,...
|
|
|